Welke invloed hebben lasparameters op de kwaliteit van een lasnaad? Of het nu de stroom, boogspanning of lassnelheid is, elke factor speelt een cruciale rol. Benieuwd hoe deze elementen een lasnaad kunnen maken of breken? Dit artikel onderzoekt de wisselwerking tussen deze parameters en biedt inzicht in het bereiken van optimale lassterkte en het vermijden van veelvoorkomende defecten. Lees hoe het aanpassen van deze variabelen telkens weer kan leiden tot foutloze lassen.
Wanneer de lasstroom toeneemt (onder constante andere omstandigheden), zal de laspenetratie en wapening ook toenemen, terwijl de smeltbreedte onveranderd blijft of licht toeneemt. De redenen voor deze veranderingen zijn als volgt:
① De toename in stroom leidt tot een toename in boogkracht en warmte-inbreng op het werkstuk, waardoor de positie van de warmtebron naar beneden verschuift en de penetratie toeneemt. De penetratie is bijna evenredig met de stroomsterkte.
② De toename van de stroom resulteert in een evenredige toename van de smelthoeveelheid van de lasdraad, wat leidt tot een toename van de wapening omdat de smeltbreedte bijna constant blijft.
③ De toename in stroom zorgt ervoor dat de diameter van de boogkolom toeneemt, maar het resulteert ook in een toename van de diepte van de boog in het werkstuk, waarbij het bewegingsbereik van de boogspot beperkt is. Hierdoor blijft de smeltbreedte bijna onveranderd.
Als de boogspanning toeneemt, nemen ook het vermogen van de boog en de warmte-inbreng van het werkstuk toe. Dit leidt tot een toename van de booglengte en de distributieradius, wat resulteert in een lichte afname van de penetratie en een toename van de smeltbreedte.
De toename van de smeltbreedte resulteert echter in een afname van de wapening en een lichte afname van de smelthoeveelheid van de lasdraad.
Als de lassnelheid toeneemt, neemt de lineaire energie af en het resultaat is een afname van de inbranding, breedte en wapening. Dit komt doordat de hoeveelheid lasdraadmetaal die per lengte-eenheid van de lasnaad wordt afgezet, afneemt naarmate de lassnelheid toeneemt. Bovendien neemt de smeltbreedte evenredig af met het kwadraat van de lassnelheid.
DC positieve aansluiting: Het werkstuk wordt aangesloten op de positieve klem van de lasmachine en de lastoorts wordt aangesloten op de negatieve klem van de machine.
DC omgekeerde aansluiting: Het werkstuk wordt aangesloten op de negatieve klem van het lasapparaat en de lastoorts wordt aangesloten op de positieve klem.
Over het algemeen zijn de diepte en breedte van de inbranding bij DC omgekeerd lassen groter dan bij DC positief lassen. Dit komt door de hoge energie die vrijkomt uit het werkstuk, dat als kathode fungeert.
Bij gebruik van een positieve gelijkstroomverbinding fungeert de lasdraad als kathode, wat resulteert in een hoge smeltsnelheid van de draad.
In TIG-lassenDe penetratiediepte is het grootst bij DC positieve aansluiting en het kleinst bij DC omgekeerde aansluiting.
Voor het lassen van aluminium, magnesium en legeringen moet de oxidelaag op het oppervlak van het smeltbad worden verwijderd, waardoor AC-lassen een betere optie is. DC omgekeerde aansluiting is geschikt voor het lassen van dunne platen, terwijl DC positieve aansluiting meestal wordt gebruikt voor het lassen van andere materialen.
Bij smeltlassen wordt onvolledige inbranding bij de wortel van de lasnaad "onvolledige inbranding" genoemd.
De redenen voor dit defect zijn onder andere lage lasstroom, hoge lassnelheid, onjuiste groefgrootte en verkeerde uitlijning van de lasdraad met het middelpunt van de las.
Dit defect komt vaak voor bij kortsluitovergangen CO2-lassen met een fijne draad vanwege de lage warmte-inbreng in het werkstuk.
Als bij smeltlassen gesmolten metaal uit de achterkant van de las stroomt en een gat maakt, wordt dit "doorbranden" genoemd.
Dit defect kan ontstaan door een te hoge lasstroom, een te lage lassnelheid of een te grote spleetgroef.
In het basismetaal in de buurt van de lasnaad ontstaat een depressie of groef die "ondersnijding" wordt genoemd. Dit defect kan optreden bij lassen met hoge stroom en hoge snelheid.
Als de hoeklas Als een verticale baan wordt gelast met een te groot lasbeen of met een te hoge spanning, kan er ook ondersnijding optreden. Verkeerde bediening tijdens stuiklassen verbindingslassen kan ook resulteren in undercut.
Wanneer bij smeltlassen gesmolten metaal naar het ongesmolten basismetaal buiten de las vloeit en een uitsteeksel vormt, wordt dit een "lasrups.
Lasrupsen kunnen worden veroorzaakt door een te grote hoeveelheid toevoegmetaal, wat vaak wordt geassocieerd met een kleine spleet en groefgrootte, een lage lassnelheid, een laag voltage of een grote verlenging van de lasdraad.