Lassymbolen uitgelegd: Volledige lijst met diagrammen

Lassymbolen lijken misschien een vreemde taal, maar het beheersen ervan is cruciaal voor effectieve communicatie in de wereld van werktuigbouwkunde. In deze blogpost zal een doorgewinterde werktuigbouwkundig ingenieur deze ingewikkelde symbolen ontrafelen en je de kennis geven om ze met vertrouwen te interpreteren en toe te passen in je projecten. Maak je klaar om de geheimen van lassymbolen te ontsluieren en je engineeringvaardigheden naar nieuwe hoogten te brengen!

Inhoudsopgave

1. Toepassingsgebied

Deze norm beschrijft de methode voor het presenteren van lassymbolen. De norm is van toepassing op zowel smeltlassen als weerstandlassen.

2. Normatieve referenties

GB/T 5185 Aanduiding van las- en soldeermethoden in tekeningen; GB/T 12212 Technische tekeningen - Afmetingen, verhoudingen en vereenvoudigde weergave van lassymbolen.

Lassymbolen

3. Basisvereisten

3.1 Het lassymbool moet duidelijk het type las aangeven dat gemaakt moet worden en mag geen overmatige aantekeningen bevatten. De weergave van de las kan door middel van een lasgrafische methode of een lassymboolmarkeringsmethode. De methode van lassymboolmarkering heeft over het algemeen de voorkeur, maar als het onduidelijk is of als de grafische methode eenvoudiger is, kan deze in plaats daarvan worden gebruikt.

3.2 Het lassymbool bestaat uit een basissymbool en leader, en aanvullende symbolen zoals een hulpsymbool, aanvullend symbool en lasmaatsymbool kunnen worden toegevoegd indien nodig. De schaal, grootte en representatiemethode van de grafische symbolen moeten voldoen aan GB/T 12212. Zie appendix C (normatieve appendix) voor veelgebruikte grafische methoden in GB/T 12212.

3.3 Wanneer professionele normen de lasmaat en het lasproces specificeren, dienen deze te worden aangegeven in het lassymbool. De op de tekening aangegeven lasmethode dient in overeenstemming te zijn met Appendix B (normatieve appendix). Eventuele bewerkingen na het lassen, zoals spitsen, slijpen of snijden, moeten worden aangegeven in de technische eisen.

I. Basisvormen van overlap van lasnaden

1. Stootvoeg

Stootvoeg

2. Overlap

Overlap

3. Haakse aansluiting

Haakse aansluiting

4. T-vormige verbinding

T-vormige verbinding

5. Schuine verbinding:

Schuine verbinding

II. Basisbreukvormen van lasnaden

Nee.Schematisch diagramAfgeschuinde vormLassymbolen
1I-vormige groefI-vormige groef 
2K-vormige groefK-vormige groef 
3V-vormige groefV-vormige groef 
4X-vormige groefX-vormige groef 
5Y-vormige openingY-vormige opening 
6X-vormig (met zuivere rand)X-vormig (met zuivere rand) 
7Schuine V-vormige opening 
8Schuine Y-vormige openingSchuine Y-vormige opening 
9Overlap (driezijdige las)Overlap (driezijdige las) 
10U-vormige kloofU-vormige kloof 
11Enkelzijdige U-vormige breukEnkelzijdige U-vormige breuk 
12PuntlassenPuntlassen 
13Onregelmatige onderbrekingOnregelmatige onderbreking 
14Onregelmatige onderbrekingOnregelmatige onderbreking 
15Onregelmatige onderbrekingOnregelmatige onderbreking

III. Lassymbolen

1. Definitie van lassymbolen

Dit zijn symbolen die worden gebruikt om lasmethoden, lasvorm en lasgrootte aan te geven, naast andere technische inhoud op een tekening.

2. Onderdelen van lassymbolen

(1) Lassymbolen:

1. Basissymbolen: Symbolen die de dwarsdoorsnedevorm van de las weergeven.

2. Aanvullende symbolen: Symbolen die de oppervlaktevorm van de las aangeven.

3. Aanvullende symbolen: Symbolen die gebruikt worden om bepaalde eigenschappen van de las nader toe te lichten.

(2) Referentielijn:

Samengesteld uit een pijllijn en een referentielijn.

(3) Lasmaatsymbolen:

Symbolen die de afmetingen van de lasvorm aangeven.

3. Standaardpositie van lassymbolen op tekeningen

De normen geven duidelijke regels voor de plaatsing van lassymbolen, maatsymbolen en maatwaarden op de referentielijn. Bij het maken van lasschema's moeten deze regels strikt worden gevolgd.

Symbolen en numerieke waarden worden gemarkeerd in zeven zones, A~G, ten opzichte van de referentielijn. De posities van deze zones ten opzichte van de referentielijn liggen vast, ongeacht veranderingen in de richting van de pijllijn, hun positie ten opzichte van de referentielijn verandert niet.

Basisnotatie van lassymbolen

Een zone: Belangrijkste functiegebied: Markeert basissymbolen, speciale symbolen, rugstripsymbolen in aanvullende symbolen en symbolen voor vlak, convex en concaaf in hulpsymbolen.

B-Zone: Aanvullend functioneel gebied: Bevindt zich boven of onder de A-zone en markeert de groefhoek α, de groefoppervlakhoek β en de wortelspleet b in de lasmaat.

C-zone: Markeer aan de linkerkant van het basissymbool de maatsymbolen en waarden op de doorsnede van de las, zoals stompe rand p, groefdiepte H, lashoek grootte K, wapening h, effectieve lasdikte S, grondradius R, lasbreedte C en smeltkerndiameter d.

D-zone: Aan de rechterkant van het basissymbool, het markeren van verspringende lassymbolen en het markeren van de longitudinale (lengterichting) maatwaarden van de las, zoals het aantal lassecties n, de laslengte l en de lasafstand e.

E-zone: Markeert de driezijdige lassymbolen in aanvullende symbolen.

F-zone: Markeert de symbolen van de veldlas en de omringende lassymbolen in aanvullende symbolen.

G-zone: Markeert de staartsymbolen in aanvullende symbolen. Na de staartsymbolen het aantal identieke lassen N, lasmethodecode, laskwaliteiten inspectie-eisen zijn gemarkeerd.

4. Weergavecodes van veelvoorkomende lasmethoden in tekeningen

Raadpleeg de onderstaande tabel (opmerking: de tabel wordt niet geleverd in de query).

Code NaamLasmethoden
135MAG lassen (CO2)
21Puntlassen
141TIG-lassen
131MIG-lassen
23Projectielassen
3Gaslassen
2Weerstandslassen
111Handmatig Booglassen (Gecoate elektrode)
114Booglassen met gevulde draad
12Arc lassen onder water
25Weerstandspuntlassen
952Soldeerbout Zachtsolderen
751Laserlassen
155Plasmaboog MIG-lassen

5. Bijvoorbeeld

(Voorbeeld 1)

Indicatie: Lashoogte is 3, verspringend lassen, lasnaadlengte is 50, interval is 30, lassen op locatie is vereist.

Voorbeeld 2:

Opgave: De puntlasdiameter is 5, het aantal puntlassen is 10 en het interval is 30.

Voorbeeld 3:

Indicatie: De lashoogte is 3, met volledig rondom lassen. De verbinding is gemaakt met behulp van CO2 gasbeschermd lassen, met in totaal 5 locaties.

Voorbeeld 4:

Indicatie: De lashoogte is 3, met een afgeschuinde V-groef, het lasoppervlak is vlak geslepen, de laslengte is 30, in totaal 5 segmenten, en het lassen wordt uitgevoerd met behulp van CO2 gasbeschermd lassen.

6. Basissymbolen

Het basissymbool geeft de vorm van de dwarsdoorsnede van de las weer, zoals geïllustreerd in tabel 1.

Tabel 1 Basissymbolen voor lassen

SerienummerSymboolnaamSchets KaartLassymbool
1Rolnaad (volledig gesmolten rolnaad)

Opmerking: onvolledig gesmolten rolrandlas wordt aangegeven met een I-vormig lassymbool en de effectieve lasdikte S wordt toegevoegd, zoals weergegeven in tabel 7.
Lasnaad met gewalste randLasnaad met gewalste rand 
2I-vormige lasI-vormige lasI-vormige las 
3V-vormige lasV-vormige lasV-vormige las 
4Eenzijdige V-vormige lasEenzijdige V-vormige lasEenzijdige V-vormige las 
5V-vormige las met stompe randV-vormige las met stompe randV-vormige las met stompe rand 
6Enkele V-vormige las met stompe randEnkele V-vormige las met stompe randEnkele V-vormige las met stompe rand 
7U-vormige las met stompe randU-vormige las met stompe randU-vormige las met stompe rand 
8J-vormige las met stompe randJ-vormige las met stompe randJ-vormige las met stompe rand 
9AfdichtlasAfdichtlasAfdichtlas 
10VullasVullasVullas 
11Stoplas of sleuflasStoplas of sleuflasStoplas of sleuflas 
12PuntlasPuntlasPuntlas 
13NaadlasNaadlasNaadlas 

7. Hulpsymbolen

1. De hulplassymbolen geven de vormkenmerken van het lasoppervlak weer en staan in Tabel 2.

Tabel 2 Aanvullende lassymbolen

SerienummerSymboolnaamSchets KaartSymboolLeg uit
1Vlak symboolVlak symboolVlak symbool Het lasoppervlak is vlak
2Hol symboolHol symbool Hol symbool Druk op lasoppervlak
3Convex symboolConvex symboolConvex symbool Verhoogd lasoppervlak

Opmerking: Hulpsymbolen kunnen weggelaten worden als de oppervlaktevorm van de las niet gespecificeerd hoeft te worden.

2. Zie Tabel 3 voor toepassingsvoorbeelden van hulpsymbolen.

Tabel 3 Toepassingsvoorbeelden van hulpsymbolen

SerienummerSymboolnaamSchets KaartSymbool
1Vlakke V-stuiklasVlakke V-stuiklas Vlakke V-stuiklas 
2Convex X stompe lasConvex X stompe las Convex X stompe las 
3Concaaf hoeklasConcave hoeklas Concave hoeklas 
4V-vormige las van platte rugV-vormige las van platte rug V-vormige las van platte rug 

8. Aanvullende symbolen

Aanvullende symbolen worden gebruikt om extra informatie over de eigenschappen van de lassen toe te voegen. Zie Tabel 4 voor voorbeelden van aanvullende symbolen.

Zie GB/T 5185 voor symbolen van lasmethoden.

Tabel 4 Aanvullende symbolen

SerienummerSymboolnaamSchets KaartSymboolLeg uit
1Symbool met steunplaatSymbool met steunplaatSymbool met steunplaat Geeft aan dat er een steunplaat aan de onderkant van de las zit
2Drie zijlassenDrie zijlassenDrie zijlassen Geeft aan dat er lasnaden zijn aan drie zijden
3Perifere lasPerifere lasPerifere las Geeft aan dat er rond het werkstuk is gelast
4Locatiesymbolen Locatiesymbolen Geeft aan dat er ter plaatse is gelast
5Staartsymbool Staartsymbool Mark lasproces methode

Tabel 5 Voorbeeld van toepassing van aanvullend symbool

SerienummerSchets KaartVoorbeeld dimensieLeg uit
1Geeft aan dat er een steunplaat is aan de onderkant van de achterkant van de V-vormige lasGeeft aan dat er een steunplaat is aan de onderkant van de achterkant van de V-vormige lasGeeft aan dat er een steunplaat is aan de onderkant van de achterkant van de V-vormige las
2Er zijn lassen aan drie zijden van het werkstuk en de lasmethode is booglassen met de hand.Er zijn lassen aan drie zijden van het werkstuk en de lasmethode is booglassen met de hand.Er zijn lassen aan drie zijden van het werkstuk en de lasmethode is booglassen met de hand.
3Het betekent ter plekke rond het werkstuk lassenHet betekent ter plekke rond het werkstuk lassenHet betekent ter plekke rond het werkstuk lassen

IV. Positie van lassymbolen op tekeningen

1. Basisvereisten

Complete lasrepresentatiemethoden bestaan uit het basissymbool, hulpsymbool, aanvullend symbool, aanlooplijn, maatsymbool en gegevens. De aanvoerlijn bestaat uit een pijlaanvoerlijn (ook wel pijllijn genoemd) en een referentielijn, die ofwel een ononderbroken lijn ofwel een stippellijn kan zijn, zoals geïllustreerd in Figuur 1.

Fig. 1 Leidende lijn

2. Relatie tussen pijllijn en lasnaad

Er worden twee termen gebruikt om de relatie tussen de pijllijnen en de gewrichten te beschrijven:

a. Pijlzijde van de connector;

b. Niet-pijlzijde van de connector.

Raadpleeg Figuren 2 en 3 voor een beschrijving van deze twee termen.

(a) Lasnaad aan pijlzijde

(b) De lasnaad zit aan de niet-pijlzijde

Fig. 2 T-voeg met enkele hoeklas

Fig. 3 Kruiskoppeling van dubbele hoeklas

3. Pijl positie

In het algemeen zijn er geen specifieke vereisten voor de positie van de pijllijn ten opzichte van de las, zoals aangegeven in de figuren 4(a) en (b). Bij het markeren van enkelzijdige V-naden, enkelzijdige V-naden met een stompe rand en J-naden moet de pijl echter in de richting van het werkstuk met de groef wijzen, zoals in afbeelding 4 (c) en (d). Indien nodig is het toegestaan de pijllijn één keer te buigen, zoals in figuur 5.

Fig. 4 Locatie van de pijllijn
Fig. 5 Gebogen pijllijn

4. Locatie van referentielijn

De stippellijn van de referentielijn kan zowel boven als onder de ononderbroken lijn van de referentielijn getekend worden. De referentielijn moet evenwijdig zijn aan de onderrand van de tekening.

5. Positie van het nulpuntmerkteken ten opzichte van de nulpuntlijn

a. Als de las zich aan de pijlzijde van de lasnaad bevindt, moet het basissymbool op de volle lijnzijde van de nullijn worden aangebracht, zoals in fig. 6 (a);

b. Als de lasnaad zich aan de niet-stippellijnzijde van de lasnaad bevindt, moet het basissymbool op de stippellijnzijde van de nullijn worden aangebracht, zoals in Fig. 6 (b);

c. Wanneer symmetrische lassen en dubbelzijdige lassen worden gemarkeerd, zijn stippellijnen mogelijk niet nodig, zoals in Fig. 6 (c) en (d).

(a) De las zit aan de pijlzijde van de lasnaad.
(b) De las zit aan de niet-pijlzijde van de lasnaad.
(c) Symmetrische las
(d) Dubbele zijlas

Fig. 6 Positie van het basissymbool ten opzichte van de referentielijn

V. Lasgrootte-symbool en de markeerpositie ervan

1. Basisafmetingen en gerelateerde concepten van lassen

1. Lasnaad:

De overgang tussen het oppervlak van de las en het moedermetaal.

2. Lasbreedte (B):

De afstand tussen de twee laseinden op het oppervlak van de las.

3. Lasdikte:

In de doorsnede van de las, de afstand van de voorkant van de las tot de achterkant van de las.

4. Beenmaat:

De lengte van de rechthoekige zijde in de grootste gelijkbenige rechthoekige driehoek getekend in de doorsnede van de hoeklas.

5. Lasbeen:

In de doorsnede van de hoeklas, de kortste afstand van een lasteen op een rechthoekig oppervlak naar een ander rechthoekig oppervlak.

6. Penetratiediepte:

In de doorsnede van de lasnaad, de smeltdiepte van het moedermetaal of de vorige lasnaad.

7. Lasvormfactor:

De verhouding tussen de lasbreedte B en de berekende lasdiepte H op de enkele naaddoorsnede tijdens het smeltlassen.

8. Versterking:

De maximale hoogte van het lasmetaal die de lijn op het oppervlak van het moedermetaal overschrijdt.

9. Wortel lassen:

De verbinding tussen de achterkant van de las en het moedermetaal.

10. Krater

Tijdens booglassen ontstaat er een depressie aan het einde van het laspad door het verkeerd breken of doven van de boog.

11. Laspool

Tijdens het smeltlassen, onder invloed van de laswarmte bron, het deel van het metaal op het werkstuk dat een bepaalde geometrische vorm vormt en vloeibaar wordt.

Figuur 1 Lasnaadvormingscoëfficiënt (¢) = B/H
Figuur 2

12. Kerf Hoek:

De hoek tussen twee kerven;

13. Hoek van groefoppervlak:

De hoek tussen het eindvlak van de te bewerken groef en het groefoppervlak:

2. Algemene eisen

2.1 Indien nodig kunnen nulpuntsymbolen worden voorzien van maatsymbolen en gegevens. Zie Tabel 6 voor maatsymbolen.

Tabel 6 Lasmaatsymbolen

SymboolSymboolnaamVoorbeeld diagramSymboolSymboolnaamVoorbeeld diagram
δWerkstukdikteWerkstukdikteeAfstand tussen lassenAfstand tussen lassen
αGroefhoekGroefhoekKGrootte filetGrootte filet
bWortelgatWortelgatdDiameter klompDiameter klomp
PStompe randStompe randSEffectieve dikte van de lasEffectieve dikte van de las
cLasbreedteLasbreedteNAantal identieke lassen symboolAantal identieke lassen symbool
RWortelstraalWortelstraalHGroefdiepteGroefdiepte
LLaslengteLaslengtehOvertollige hoogteOvertollige hoogte
nAantal lassegmentenAantal lassegmentenβGroefvlakhoekGroefvlakhoek

2.2 De markeringsprincipes voor het lasmaatsymbool en de lasmaatgegevens worden geïllustreerd in Figuur 7.

a. De afmetingen van de doorsnede van de las zijn aangegeven aan de linkerkant van het basissymbool;

b. De afmeting in de lengterichting van de las wordt aangegeven aan de rechterkant van het basissymbool;

c. De groefhoek, groefvlakhoek en groefspleetafmeting worden bovenaan of onderaan het basissymbool aangegeven;

d. Het nummersymbool voor dezelfde las wordt aan het einde aangegeven;

e. Als er veel dimensiegegevens moeten worden gemarkeerd en ze moeilijk te onderscheiden zijn, kunnen voor de duidelijkheid overeenkomstige dimensiesymbolen vóór de gegevens worden toegevoegd.

Fig. 7 Markeerprincipe van lasgrootte

2.3 Zie Tabel 7 voor het voorbeeld van lasmaatmarkering.

Tabel 7 Voorbeeld van lasdimensie

SerienummerNaam lassenSchets KaartLasdimensiesymboolVoorbeeld
1StuiklassenStuiklassenS: Effectieve dikte van de lasEffectieve dikte van de las
StuiklassenEffectieve dikte van de las
StuiklassenEffectieve dikte van de las
2KrimplasKrimplasS: Effectieve dikte van de lasKrimplas
KrimplasKrimplas
3Doorlopende hoeklasDoorlopende hoeklasK: Grootte van de filetDoorlopende hoeklas
4Onderbroken hoeklasOnderbroken hoeklasL: laslengte, exclusief krater; e: lasafstand ;n: aantal lassegmentenOnderbroken hoeklas
5Verspringende intermitterende hoeklasVerspringende intermitterende hoeklasL: laslengte, exclusief krater;e: lasafstand;n: aantal lassegmenten; K: lasnaadomvangVerspringende intermitterende hoeklas
6Stoplas of sleuflasStoplasL: Laslengte, exclusief krater; e: lasafstand; n: aantal lassegmenten; c: sleufbreedte.Stoplas
sleuflase: Lasafstand; n: aantal lassegmenten; d: diameter van het gat.sleuflas
7NaadlasNaadlasL: laslengte, exclusief krater; e: lasafstand; n: aantal lassegmenten; c: lasbreedte.Naadlas
8PuntlasPuntlasn: Aantal lassegmenten; e: afstand; d: laspuntdiameter.Puntlas

3. Beschrijving van maatsymbolen

3.1 De maat voor het bepalen van de positie van de las moet op de tekening worden aangegeven in plaats van in het lassymbool.

3.2 Als er geen markering aanwezig is aan de rechterkant van het basissymbool en er geen verdere informatie wordt gegeven, wordt aangenomen dat de las ononderbroken is over de gehele lengte van het werkstuk.

3.3 Als er geen markering aan de linkerkant van het basissymbool staat en er geen andere informatie wordt gegeven, wordt aangenomen dat de stuiklas volledig moet worden gelast.

3.4 Wanneer de pluglas en groeflas afgeschuinde randen hebben, moet de grootte van de onderkant van het gat worden gemarkeerd.

VI. Voorbeeld van symbooltoepassing

Bijlage A

(Informatieve bijlage)

Voorbeeld van symbooltoepassing

A. 1 Toepassing van basissymbolen

Zie Tabel A.1 voor voorbeelden van basissymbolen.

A. 2 Basissymboolcombinatie

Zie tabel A.2 voor toepassingsvoorbeelden van combinaties van basissymbolen.

A. 3 Combinatie van basissymbolen en hulpsymbolen

Zie tabel A.3 voor voorbeelden van de combinatie van basissymbolen en hulpsymbolen.

A. 4 Speciale gevallen

Zie Tabel A.4 voor de merktekens van uitlopende las, eenzijdige uitlopende las, stapellas en lockrandlas.

Tabel A.1 Toepassingsvoorbeelden van basissymbolen

Tabel A.2 Voorbeeld van een basissymboolcombinatie

Tabel A.3 Voorbeelden van combinaties van basissymbolen en hulpsymbolen

Tabel A.4 Markering van speciale lassen

Bijlage B

(Normatieve bijlage)

Lasmethode en naam

B. 1 Markering van lasmethode in tekeningen

Wanneer verschillende lasmethoden op de tekeningen zijn aangegeven, moeten Chinese karakters worden gebruikt in plaats van de codes die in GB/T 5185 zijn gespecificeerd.

B. 2 Gebruikelijke lasmethoden en hun namen

Gebruikelijke lasmethoden en hun namen zijn als volgt:

a) Handmatig booglassen (MIG-lassen met beklede elektrode);

b) Ondergedompeld booglassen;

c) MIG-lassen: Beschermend lassen met gesmolten inert gas;

d) MAG-lassen: Beschermend lassen met gesmolten niet inert gas;

e) TIG: Wolfraam inert gas lassen.

f) Puntlassen;

g) Zuurstofacetyleenlassen;

h) Lassen voor energieopslag;

i) Vlam hardsolderen;

j) Inductie hardsolderen;

k) Solderen (tin).

Bijlage C

(Normatieve bijlage)

Grafische methode

C. 1 Algemeen

Wanneer een eenvoudige weergave van de las nodig is in de tekening, kan deze worden getoond door aanzichten, doorsneden of doorsnedetekeningen. Deze bijlage geeft voor het gemak een eenvoudige methode die vaak door bedrijven wordt gebruikt, zoals beschreven in GB/T 12212. Raadpleeg GB/T 12212 voor meer informatie.

C. 2 standpunten

C. 2.1 De tekenmethode van lassen wordt getoond in Fig. C.1 en Fig. C.2 (een serie fijne ononderbroken lijnsegmenten die lassen voorstellen kan met de hand getekend worden).

Het is ook toegestaan om dikke lijnen (2b ~ 3b) te gebruiken om lassen voor te stellen, zoals getoond in Fig. C.3.

In dezelfde tekening is echter maar één schildermethode toegestaan.

Tekenmethode van lassen

C. 2.2 In de weergave van het eindvlak van de las wordt meestal een dikke ononderbroken lijn gebruikt om de contour van de las te schetsen.

Indien nodig kan een dunne ononderbroken lijn worden gebruikt om de vorm van de groef voor het lassen weer te geven, zoals weergegeven in Figuur C.4.

C. 3 Doorsnede of doorsnede

In doorsnede- of profielaanzichten wordt het smeltlasgebied van de las meestal zwart gemarkeerd, zoals in figuur C.5. Als ook de groefvorm moet worden aangegeven, kan het smeltlasgebied ook worden weergegeven zoals in clausule C.2.2, zoals in figuur C.6. Als de vorm van de groef ook moet worden aangegeven, kan het smeltlasgebied ook worden weergegeven zoals aangegeven in clausule C.2.2, zoals afgebeeld in figuur C.6.

Fig. C.5
Fig. C.6

VII. Voorbeelden van lassymbolen

I-vormige las
V-vormige las
Eenzijdige V-vormige las
V-vormige las met stompe rand
Enkele V-vormige las met stompe rand
U-vormige las met stompe rand
J-vormige las met stompe rand
Vullas
Afdichtlas
Stoplas of sleuflas
Puntlas
Vlakke verbinding (hardsolderen)
Naadlas
Dubbele V-las (X-las)
Dubbelzijdige enkelvoudige V-las (K-las)
Dubbelzijdige V-vormige las met stompe rand
Enkelzijdige V-las met stompe rand
Dubbele U-vormige las met stompe rand
Vergeet niet: sharing is caring! : )
Shane
Auteur

Shane

Oprichter van MachineMFG

Als oprichter van MachineMFG heb ik meer dan tien jaar van mijn carrière gewijd aan de metaalbewerkingsindustrie. Door mijn uitgebreide ervaring ben ik een expert geworden op het gebied van plaatbewerking, verspaning, werktuigbouwkunde en gereedschapsmachines voor metalen. Ik denk, lees en schrijf voortdurend over deze onderwerpen en streef er voortdurend naar om voorop te blijven lopen in mijn vakgebied. Laat mijn kennis en expertise een aanwinst zijn voor uw bedrijf.

Volgende

H Beam Maten en Gewichtstabel

Heb je je ooit afgevraagd wat de verborgen wereld is van H-balken? In dit boeiende artikel ontrafelen we de mysteries achter deze essentiële constructiecomponenten. Onze deskundige werktuigbouwkundige...
MachineMFG
Til uw bedrijf naar een hoger niveau
Abonneer je op onze nieuwsbrief
Het laatste nieuws, artikelen en bronnen, wekelijks naar je inbox gestuurd.
© 2024. Alle rechten voorbehouden.

Neem contact met ons op

Je krijgt binnen 24 uur antwoord van ons.